Blog

Hoe zal ik heten?

Een persoonlijke zoektocht binnen ervaringsdeskundigheid

Onlangs kwam ik een artikel tegen op GGZTotaal, met als titel: Het risico van de gedeelde ervaring. In het artikel wordt het inzetten van ervaringsdeskundigheid ter discussie gesteld naar aanleiding van een onderzoek naar gedeelde levenservaringen van de Universiteit van Amsterdam. Het onderzoek stelt dat gedeelde ervaringen ons ‘enerzijds nader tot elkaar brengen, maar ons anderzijds weer blind maken voor hoe de ander zich voelt.’ Een conclusie van een van de onderzoekers is dan ook dat ‘we minder zouden moeten focussen op eigen ervaringen. Ook als het gaat om het geven van professionele hulp.’

In het artikel van GGZTotaal wordt deze conclusie vervolgens, nogal kort door de bocht, verbonden met ervaringsdeskundigheid. De schrijver van het artikel lijkt aan te nemen dat dit is waar ervaringsdeskundigheid om draait: de focus op de eigen ervaring. Gelukkig is daar Wilma Boevink, ervaringsdeskundige van het eerste uur, om dit beeld te nuanceren. Ervaringsdeskundigheid gaat niet over het inzetten van je eigen verhaal, het is juist niet de bedoeling dat je de focus legt op je eigen ervaringen.

Maar wat is het dan wel? Weten we met elkaar waar we het over hebben als het gaat over ervaringsdeskundigheid? Hoewel er nu een beroepscompetentieprofiel is en de Vereniging van Ervaringsdeskundigen kwaliteitsstandaarden ontwikkelt, zie ik dat ervaringsdeskundigheid overal anders wordt ingezet. Het positieve daaraan is dat we de ruimte krijgen als beroepsgroep om onszelf uit te vinden, maar het negatieve is dat het onduidelijkheid en onzekerheid schept. Het maakt mij persoonlijk in zoverre onzeker dat ik me maar af blijf vragen: wat voeg ik toe? Wat maakt een ervaringsdeskundige? En: als ik mezelf liever geen ervaringsdeskundige noem, hoe zal ik dan heten?

What’s in a name?!

Het woord ‘ervaringsdeskundig’ impliceert dat iemand deskundig is op het gebied van ervaring. Wat dat precies betekent, blijft voor mij onduidelijk. Daarnaast zit in het woord ‘ervaringsdeskundige’ een soort expertpositie ingesloten: ik ben deskundig op dit gebied en weet dus hoe het zit. Wat mij betreft is er maar één deskundige in de ggz en dat is de cliënt zelf.

Er zijn organisaties die kiezen voor het woord ‘ervaringswerker’. Dat wil zoiets zeggen als: werken met of vanuit of op basis van ervaring. Dat maakt het voor mij nog niet veel duidelijker. Andere organisaties kiezen voor ‘peer support’, wat in het Nederlands neer komt op: ondersteuning door lotgenoten. Hoewel ‘lot’ me altijd wat zwaarmoedig in de oren klinkt, vind ik de term ‘lotgenoten’ aantrekkelijk omdat het gelijkwaardigheid en samenwerking met zich meebrengt. Maar, om mezelf nu als functietitel ‘peer supporter’ of ‘ondersteuner in het lot’ te geven – dat vind ik wat ver gaan.

Dan hebben we nog de woorden ‘herstelcoach’ en ‘hersteldeskundige’. Veel liever dan het woord ‘ervaring’ gebruik ik het woord ‘herstel’. En dan wel om het feit dat wij, ‘ervaringsdeskundigen’, opgeleid worden in de herstelvisie en de hersteltheorie. We zijn dus deskundig op het gebied van de theorie over herstel én op het gebied van zelf herstellen van wat dan ook. Al wil ik dan ook hier weer het risico van de expertpositie aankaarten: ik weet hoe je moet herstellen van x of y. ‘Herstelcoach’ vind ik dan weer een te algemene term, omdat iedere hulpverlener de cliënt coacht in zijn of haar herstel. Wat mij betreft zijn we er met ‘hersteldeskundige’ bijna, maar nog niet helemaal.

Ongemak

Nu kun je je afvragen: waar doe je nou zo moeilijk over? Laat ik dat eens uitleggen. Ik vind het zoeken naar de juiste functieterm samengaan met de zoektocht naar invulling van de functie. Hoe maak ik gebruik van mijn ‘ervaringsdeskundigheid’? Hoe ziet dat er in de praktijk uit? Met belangstelling kijk ik naar organisaties waar het delen van ervaringsverhalen of peer support centraal staat, zoals bij Yes We Can Clinics en Enik Recovery College. Ook ben ik enthousiast over de Herstelondersteunende Intake’s (HOI’s) waarbij de ervaringsdeskundige een belangrijke rol speelt – soms door zelf een herstelverhaal in te brengen.

Waarom doe ik het dan zo weinig, mijn eigen ervaringen delen? Het afgelopen anderhalf jaar heb ik het me vaak voorgenomen: kom op, Anne, maak meer gebruik van je eigen ervaringen. Tot op de dag van vandaag voelt het ongemakkelijk om echt openheid te geven tijdens gesprekken met cliënten én collega’s (vanaf mijn zolderkamer met laptop op schoot voel ik me veel meer een held). Wanneer ik samenwerk met collega-ervaringsdeskundigen voel ik me de vreemde eend in de bijt. Het lijkt net alsof ze met het grootste gemak over eigen ervaringen vertellen, zich kwetsbaar opstellen en op deze manier contact maken. Ik voel me alleen maar flink opgelaten als ik mezelf over mezelf hoor vertellen.

Wat doe ik eigenlijk?

Oké, het vertellen van mijn eigen ervaringen is dus misschien gewoon niet zo mijn ding. Dat is prima, maar wat doe ik dan wel? Wat heb ik dan wél te bieden?

Dat is een spannende vraag, omdat ik geneigd ben mezelf flink te diskwalificeren. Ik voel me minderwaardig ten opzichte van collega-ervaringsdeskundigen, omdat ik het zo lastig vind om mijn eigen verhaal te delen, en tegelijkertijd voel ik me minder dan mijn collega’s uit andere disciplines, omdat ik vind dat zij professionele of praktische kennis hebben die ik niet heb. Dat vind ik het lastige aan die term ‘ervaringsdeskundige’ of ‘ervaringswerker’: het gaat steeds maar om die ervaring, alsof je het alleen daarmee moet doen.

Wat ik veel belangrijker vind, en in mijn werk ook tracht te doen, is: er zijn. Ik wil zonder oordeel en met veel aandacht kunnen luisteren naar de ander, puur en als medemens. Soms uit zich dat in moeilijkheden meedragen en erbij blijven, dan weer in de ander uitdagen stappen te zetten of op een andere manier naar iets te kijken. Daar zet ik interventies voor in, en wat ik wanneer inzet baseer ik voor een deel op collectieve herstelervaringen en de hersteltheorie en voor een ander deel op eigen ervaring en intuïtie. Als rationeel ingestelde theoreticus vind ik het lastig om te vertrouwen op mijn intuïtie en dat maakt dat ik mijn keuzes gebaseerd op gevoel al snel diskwalificeer.

Medemenselijkheid

Wat blijkt? Uit navraag bij collega’s uit andere disciplines blijkt dat zij ook voor een groot deel vanuit intuïtie werken. We blijken toch allemaal vooral mensen. En laten we dat niet vergeten. Soms wordt ‘de ervaringsdeskundige’ naar voren geschoven als ‘de brugfunctie tussen hulpverlener en cliënt’. Ik vind dat hier een gevaar in schuilt, omdat het risico is dat we ervan uitgaan dat reguliere hulpverleners bepaalde kwaliteiten missen. Alsof reguliere hulpverleners geen of minder goed contact kunnen maken met de cliënt, of alsof reguliere hulpverleners minder (goed) gebruik kunnen maken van hun medemenselijkheid, empathie en inlevingsvermogen. Het is toch niet de bedoeling dat we de hulpverlener ontmenselijken?

Een heersende overtuiging in ervaringsdeskundige kringen is dat een reguliere hulpverlener niet ‘echt’ kan weten hoe het is om levensontwrichtende situaties mee te maken en daarvan te herstellen. Daar ben ik het om twee redenen niet mee eens: in de eerste plaats is herstel iets van ons allemaal – of het nu herstellen is van een psychische aandoening of herstellen na het overlijden van je kat. In de tweede plaats is het volgens mij een verkeerde gedachte dat alleen iemand die (ongeveer) hetzelfde heeft meegemaakt de ander kan begrijpen. De vraag is dus of er een extra schakel tussen hulpverlener en cliënt, de zogeheten ‘ervaringsdeskundige’, nodig is.

Dit is iets waar ik me zorgen om maak: dat we met ervaringsdeskundigheid een nieuw dogma creëren, waarbij vaardigheden als contact-maken, gelijkwaardigheid en het verminderen van stigma aan één discipline worden toegeschreven. Iets wat alleen ‘de ervaringsdeskundige’ kan en moet doen. Ik maak me zorgen dat we onszelf een expertpositie aanpraten, dat er vanuit ervaringsdeskundigheid wordt gezegd: alleen wij zijn deskundig op het gebied van ervaring.

Ik ambieer een ggz waarin we allemaal ervaringsdeskundig zijn, omdat we allemaal werken vanuit ons mens-zijn. De tijd waarin we in doktersjas op een afstand tegen de cliënt zeggen wat hij moet doen om beter te worden is voorbij. We zijn zowel die professional met onze vakkennis, vaardigheden en interventies als mens dat het een en ander heeft meegemaakt en meegenomen. Het is normaal om daar openheid over te geven in gesprek wanneer dat het belang van de (relatie met) cliënt dient. Daar is geen extra woord voor nodig, zoals: ervaringsdeskundigheid of ervaringskennis.

Noem mij

Dat is de stip op de horizon waar ik naartoe werk. Maar nu hier en later daar blijft deze vraag onbeantwoord: hoe zal ik heten?

Noem mij, bevestig mijn bestaan,
laat mijn naam zijn als een keten.
Noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.

Voor wie ik liefheb, wil ik heten.

Neeltje Maria Min, Voor wie ik liefheb wil ik heten, 1966