Mens, je mag breken
In de nieuwsstroom over Covid-19 zie ik geregeld tips en adviezen voorbijkomen voor de mentale veerbaarheid van de mens. NRC laat Vlaamse neuropsycholoog Elke Geraerts tips formuleren om ‘veerkrachtig te blijven in een tijd van onrust’. NOS bezingt op advies van verschillende psychologen de heilige drie-eenheid ritme, gezond leven en relativering om ‘mentaal gezond te blijven’. Ik ben blij met deze aandacht voor het mentale deel van ons mens-zijn, het werd tijd. Tegelijkertijd vind ik het jammer dat het ook nu weer gaat om prestatie; we moeten veerkrachtig blijven, mentaal weerbaar. Ik ken genoeg mensen bij wie dat juist nu niet lukt, alle goedbedoelde adviezen ten spijt.
Daarom: een ode aan breekbaarheid. Juist in deze onrustige tijden. Een ode vanuit mijn eigen breekbaarheid, omringd met woorden die mij troosten (en jou nu hopelijk ook).
Begrijp me niet verkeerd: weerbaarheid, en zeker mentale weerbaarheid, is een goede vaardigheid om te ontwikkelen. Het lijkt me heerlijk om te kunnen meebewegen met de situatie zoals ze is en komt. Meebewegen is sowieso niet een van mijn talenten. Na de afgelopen twee weken mezelf met zelfdestructief gedrag als gevolg gedwongen te hebben mee te bewegen, heb ik besloten om het vanaf vandaag over een andere boeg te gooien. Ik ga niet meer meebewegen, maar stilstaan. Stilstaan en vertragen, maar ook mogen vallen, breken, lijmen, met als doel: blijven.
ik val in mezelf door mezelf heen
door je huid, het grind, de schaafwonde heen
door de dwingende stem heen
die zegt dat ik mezelf moet worden, straks
heeft de lucht me zwaar en rood
in het mos in het dekbed in het gesteente gedrukt
en slokt de berg me op
nog voor de ochtend word ik een kloof, een barst
in een genadeloze bodem
ik ben een plek die er niet is
een plek waar licht zich doorheen wringt
(fragment van ‘Wit’ uit Nachtroer, Charlotte Van den Broeck)
Tot grote frustratie van mensen die van mij houden heb ik altijd al geworsteld met blijven. Ik ben iemand die zich niet snel ergens thuis voelt, of in berust. Niet in situaties die me worden opgedrongen, niet in banen, niet bij mensen en niet in het leven over het algemeen. Ik ben daarin groot aanhanger van Albert Camus: ‘Vivre, c’est ne pas se résigner.’ Berusten, accepteren, verdragen – woorden waar ik direct jeuk van krijg. Puur omdat ik zo jaloers ben op de mensen die dit wel kunnen.
Mijn aversie tegen deze woorden komt voort uit onthechting met mezelf en anderen, uit onzekerheid en het gevoel te veel te zijn, nergens welkom te zijn. Dat is iets waar ik nu extra veel last van heb: ik voel minder verbinding. Als ik mezelf laat vallen, laat breken, is er dan nog iemand die me helpt lijmen? Wiens schouder is nu vrij om mijn hoofd op neer te leggen? Iedereen lijkt op z’n eigen eiland te overleven. Ik vaar tussen al die eilandjes, ik wil ergens aanmeren, maar ik ben bang dat mijn aanwezigheid leidt tot overstroming van het eiland.
En om dat alles ligt de zee, die elke dag
zal zijn als jij: soms woedend, donkergrijs,
dan glad, sereen of wild en blij, doorzichtig
blauw of peilloos zwart; een mooi, groot
ademhalen onder de maan.
(fragment van ‘Roos’ uit Ademhalen onder de maan, Ingmar Heytze)
Terwijl ik in mijn bootje tussen al die eilandjes dobber, probeer ik even niet te roeien, niet te sturen. Hoe ver weerbaarheid en breekbaarheid ook uit elkaar lijken te liggen, in beide woorden zit beweging. In beide bewegingen zit kracht. Denk dus niet dat breken hetzelfde is als nietsdoen, zelfs stilstaan staat niet gelijk aan nietsdoen. In een tijd waarin onrust overheerst, zie ik vertraging als tegenbeweging. En als er iets is waar ik wél van hou, is het de stroom tegen.
Waarom moeten we altijd meer doen, meer zijn – zelfs in tijden als deze: veerkrachtig en bestendig? In mijn breekbaarheid probeer ik een kracht te zien. Ik ben niet bang mijn scherven te delen, al ben ik wel bang voor de scherven zelf. Maar nog banger ben ik voor het niet willen blijven als ik mezelf blijf dwingen allerlei tips op te volgen die zogenaamd tot veerkracht leiden. Ik beslis hoe mijn veerkracht eruitziet: breken om te blijven.
Af en toe hoor ik
dat iemand zegt
hoe mooi ik ben.
In mijn schaduw
gebeuren dingen
die de moeite waard zijn.
(fragment van titelloos gedicht uit Het moest maar eens gaan sneeuwen, Tjitske Jansen)
Tot slot, aan iedereen die ik mis (intens, intens, intens mis): ik ben aan het zoeken hoe ik je weer kan vinden. Want, fucking hell, wat mis ik de fysieke bevestiging van ons bestaan: geraakt worden, aanraking.
Iets kan alleen maar ver weg lijken als een deel
ervan dichtbij is.
Ver weg komt van twee kanten.
(fragment uit titelloos gedicht uit Ja Nee, Tonnus Oosterhoff)
Heel herkenbaar Anne, dankjewel en heel veel sterkte
Carina van den Heerik